Meesterschap in onderwijs

Meesterschap

Nooit gedacht dat ik de directrice van de school waar ik mijn eerste interim deed en waarvoor ik later nog enkele jaren zou werken, zou bedanken in een column. Ze was streng voor mij, beginnende leerkracht. Ik startte in het eerste leerjaar in september. Het leerjaar waar ik het meeste schrik voor had omdat we zo veel geleerd hadden over de belangrijkheid van de lees-, reken- en schrijfvoorwaarden in de lerarenopleiding. Ik dacht dat ik al veel wist maar kreeg daar niet de bevestiging van, integendeel. Ze maande de leerlingen aan om recht te zitten en de juiste schrijfhouding aan te nemen. Ze observeerde de lessen, dacht mee en zei vooral wat beter en anders kon. Ze eiste een overzichtelijk bordschema in kleur met een perfect bordschrift en controleerde de klaswanden. Ze wou dat de letterdoos klaar stond voor elke les zodat leerlingen niet verward raakten in de vele letters die ze nog niet kenden. Ze wou dat kinderen de tekst volgden met de vinger om zeker te zijn dat ze de tekst niet van buiten gingen papegaaien. Kortom, ze wou dat ik kinderen ondersteunde in hun aanvankelijk leerproces en hen daartoe de nodige structuur bood. Ze legde onmiddellijk de plooi voor een stiel die ik graag gedaan heb en waarin ik mij jaren later in specialiseerde: de overgang van de kleuterklas naar het eerste leerjaar.

Lesgeven vraagt meesterschap

Leerling

“Lesgeven in de eerste graad is een stiel”, zeg ik tegen leerkrachten van de eerste graad. Bij eentje staat het schreien nader dan het lachen, de andere lijkt meer bereid om mee te gaan in onze vaststellingen. “Het is een meesterschap dat je gaandeweg moet leren, met vallen en opstaan”. Mijn collega is net als ik een ervaringsdeskundige in de eerste graad. We troosten hen door te zeggen dat wij ook op de vingers getikt werden, wij ook moesten bijleren, ook bleven proberen om uiteindelijk tot resultaat te komen. De jonge leerkrachten lachen even. We reflecteren verder over hoe zij de hiaten in de didactische aanpak kunnen bijsturen en hoe zij leerlingen verder kunnen ondersteunen om tot betere resultaten te komen. Het eerste leerjaar is cruciaal in de onderwijscarrière. Het is dat ene moment waarop ze schoolrijp of bijna-schoolrijp zijn, het ideale moment om te leren lezen, rekenen en schrijven. En dat moment is kostbaar want het komt nooit meer terug.

Het proces van schoolrijpheid

Intentioneel leren vraagt inspanningen van de lerende maar ook van de leerkracht. Hij of zij moet de leerinhouden op een overzichtelijke en logische manier aanbrengen, oefenen, een stapje terugzetten, weer een stapje verder gaan, het eens op een andere manier proberen … Voor sommige kinderen lijkt lezen een natuurlijk proces. Ze lezen woorden globaal, uit herkenning maar beschikken ze over alle deelvaardigheden om tot lezen te komen? Slagen ze er visueel en auditief ook in om andere woorden te analyseren en te synthetiseren? Kinderen verdienen dat dit proces systematisch gebeurt met respect voor hun gevoelige leeftijd want niet alle kinderen zijn voldoende schoolrijp in het jaar dat ze zes jaar worden. Sommigen zijn pas enkele maanden later klaar en het schooljaar loopt verder. En er is zoveel dat we moeten ondersteunen tijdens die cruciale maanden: de lees-, reken- en schrijfvaardigheden, het metacognitief bewustzijn, de zelfsturing, de concentratie, uit de egocentriciteit stappen … Sommige kinderen zijn qua mentaliteit en rijpheid nog kleuters in het eerste leerjaar en dit vraagt een specifieke aanpak.

Leren lesgeven in het eerste leerjaar

Op een onderwijsconferentie in Londen hoorde ik dat Schotse studenten van de lerarenopleiding voor het secundair onderwijs stage moesten lopen in het eerste leerjaar omdat ze daar duidelijk konden zien hoe ze het proces van intentioneel leren kunnen ondersteunen. De verschillende fasen van leren zijn duidelijk en je leert er een klas managen. Terwijl het ene kind in het eerste leerjaar erin slaagt om zijn potlood te vinden, heeft de andere een volledig blad oefeningen gemaakt. Terwijl je aan de hele groep een boodschap geeft, moet je aan Lieveke diezelfde boodschap nog eens herhalen want een boodschap voor de volle klas interpreteert zij niet als een persoonlijke boodschap.

Iedereen leraar?

Ik krijg eind september een paniekerige telefoon van de andere kant van het land. Of ik tijd heb om in het weekend langs te komen.  Onze kleinzoon heeft moeilijkheden met lezen en de juf vraagt aan de ouders om te oefenen.

We zoeken een rustig plekje. Papa en mama kijken over de schouders mee, oma noteert elke stap die ik zet want zij vangt hem vaak op na vier uur en ze wil weten hoe ze hem kan helpen. We oefenen de letters. Ze zijn gekend. Visuele discriminatie is geen probleem. Auditieve analyse en synthese lukt moeilijker bij deze jongen die geboren werd eind november. We maken er een spelletje van en oefenen. Dikke duimen verhogen zijn competentiegevoel en hij begrijpt de systematiek van het analyseren van woorden in letters en hoe hij de synthese van letters tot een nieuw woord kan maken. Vooral zijn zelfvertrouwen is gegroeid.  Onze leerling mag buiten skeeleren en ik leg nog even uit aan mijn schoondochter en zoon en aan oma hoe ze hem in de toekomst kunnen helpen. De volgende dag krijg ik telefoon. Het lukt al beter. Hoe ik dat kan? Omdat het mijn stiel is, was.

Te hoge verwachtingen voor ouders

Soms verwachten scholen dat ouders kinderen kunnen ondersteunen in hun leerproces. Enkel ouders die de stielkennis hebben, kunnen kinderen helpen in dat aanvankelijk leerproces. Dit leren moet op school gebeuren, bij de vakmensen. Jammer toch dat leerkrachten zich niet altijd bewust zijn van hun vakmanschap en zich te weinig bewust zijn hoe uniek en waardevol dat is. Meesterschap moet je oefenen en koesteren.

Jezus zit in je hartje en als je drinkt, is zijn hoofdje nat

In de tweede kleuterklas zat onze oudste dochter bij zuster Angèle. Een schat van een mens. Kleuters leerden er bidden, luisterden naar bijbelverhalen en geloofden dat Jezus in hun hartje zat. Een gedachte die mijn dochter veel rust en zelfvertrouwen gaf. ’s Middags aan tafel zei ze plots nadat ze een slok water nam: ”Nu is Jezus zijn hoofdje nat.” We vonden die gedachte zo mooi dat we niet in discussie gingen. De fantasie en de illusie hebben hun waarde en wij wilden voorkomen dat deze grappige en geef toe logisch-creatieve opmerking een koude douche zou worden voor ons gelukkig kind.

Die koude douche kreeg ik gisteravond toen ik naar het programma NACHTWACHT keek op CANVAS. Deelnemers aan het debat waren Othman El Hammouchi, conservatieve moslim, Assita Kanko, die als moslima opgroeide maar het geloof vaarwel zei, en de Antwerpse bisschop Johan Bonny. De vraag waar een antwoord moest op komen was: “Komt God terug?”

Nu weet ik nog niet waar ik mij meest aan ergerde? Aan een jonge filosoof en wiskundige van 19 jaar die het domein ‘luisteren’ in het leergebied Nederlands nooit onder de knie kreeg? Aan de discussie die onmiddellijk leidde tot angst en terreur, de schending van de vrouwenrechten en fundamentalisme? De vele ongenuanceerde uitspraken voor zover dat mogelijk was omdat er gewoon niet geluisterd werd en men door elkaar bleef praten?  Omdat het niet over God maar over dogma’s en wetten ging?

Vrouwenrechten en godsdienst, twee begrippen die heel vaak vloeken. Kanko deed haar best om aan het woord te komen maar werd constant afgeblokt en onderbroken op een onrespectvolle manier. De gespreksleider liet begaan en liet tussendoor filmpjes zien die het gesprek nog gênanter maakten, vooral voor Kanko.

En toen… kwam bisschop Bonny. Een ervaren man, met charisma, die wel kan luisteren, die zinvolle dingen kan zeggen en die het respect kreeg van de andere gasten aan de tafel. Hij mocht wel uitspreken. Omdat hij een man is? Omdat hij ouder en grijzer is? Omdat hij in tegenstelling tot Kanko wel gelovig was? Hij hoefde niet over te gaan tot oneliners om te scoren en dat bracht enigszins rust.  

Uiteindelijk onthoud IK uit het hele gesprek dat vrouwen in de drie godsdiensten die aan bod kwamen, de islam, het katholicisme en het jodendom niet dezelfde rechten hebben als de man.

Godsdienst is een gevoelig thema en een antwoord op de vraag of God terug komt, kreeg ik niet. Uiteindelijk ging dit niet over God maar over de vertaling van de bijbel, thora of koran door mensen, vroeger en nu.

Een beschaafder gesprek had gemogen!

In de kleuterklassen zie ik soms dat de leerkracht een praatstok doorgeeft. Wie de stok heeft, mag spreken en de anderen moeten luisteren. Misschien een tip voor Jan Leyers? Wie weet leidt deze kinderachtige ingreep tot een volwassen gesprek.

En die volwassen gesprekken zijn er nodig want er zijn nog veel gesprekken en vooral daden nodig om de vrouwen even veel rechten te geven als de mannen in de kerk.

Of laat ons Jezus gewoon terug brengen in ons hartje. Dan moest ik mij geen uur ergeren.

Toen Jezus nog in haar hartje zat en zij een rood brilletje droeg.

Art, Hysterie und Solidarität


Een tentoonstelling met zesentwintig nieuwe schilderijen van Gerhard Richter in het Museum Ludwig in Keulen, was een voldoende grote reden om een weekend af te reizen naar de stad aan de Rijn, nu bijna 2 jaar geleden. Pasen naderde en we namen bij het ontbijt vlug een worp  paaseitjes mee aan de hotelreceptie op weg naar het museum.  

Aan de balie tonen we onze tassen… te groot. We maken van de gelegenheid gebruik om ons te ontlasten van alles wat storend kan zijn om optimaal te genieten van ons museumbezoek. Wat mij betreft, inclusief mijn gsm. De dames achter de vestiaire doen hun uiterste best om ons in het Engels te woord te staan. We belonen hen met een paaseitje. Ze weten dit mit Freundlichkeit te appreciëren. Wij laten onze tassen achter.

Via een brede en grote trap bereiken wij het walhalla van kunst.  

De uitgebreide popartcollectie met werk van onder andere Andy Warhol, Lichtenstein en Wesselman doet ons wegdromen naar het MOMA en de prachtige kunstgalerijen in New York. Een reis die wij ook met ons tweeën deden.

En dan sereen, heel traag, onszelf voornemend dat we van elke borsteltrek, elke kleurschakering, elke lijn, elk vlak van het werk van Gerhald Richter zullen genieten, gaan we de brede gang met de prachtige nieuwe werken van de nog levende kunstenaar in. Elk werk, alhoewel abstract bedoeld, heeft een eigen verhaal. Je kan niet ongevoelig blijven bij de kleurenpracht. Tussen de verschillende lagen verf verschijnen figuren, landschappen, dieren die enkel bestaan in het hoofd van de toeschouwer en daardoor voor iedereen verschillend zijn.

Het is opvallend stil in de gangen. Excellentie kan je enkel vieren in stilte.

Verdronken in onze eigen gedachten, onze eigen beelden en fantasie, vertoevend in het genot dat kunst kan bieden, verliezen mijn vriendin en ik elkaar uit het oog. Liep ik daar één uur rond of waren het er twee? Ik weet het niet. Het is niet erg, dit is genieten.

Plots sta ik aan de uitgang. Ik herbekijk daar de film die de oprichting van de tentoonstelling toont. De kwieke 85-jarige artiest denkt naarstig mee over de opbouw van de tentoonstelling om ze te maken tot wat ze is. Mijn vriendin verschijnt nog steeds niet aan de uitgang. Ik ga op zoek en kom ik tot de vaststelling dat ik een groot deel van de oudere werken van Richter miste. De nieuwe wegen die ik insla brengen mij ook bij de permanente collectie; het realisme, het dada-isme, het kubisme, Picasso en zelfs een eenzame Mondriaan.  

Nog steeds is mijn vriendin niet te zien. Ik krijg honger.

Ik ga naar de balie, denkend dat ik over de juiste papieren beschik om mijn handtas en gsm op te halen en om mijn vriendin te bellen.

Er staat een lange rij wachtenden. Slechts één Garderobe Dame bewaakt de winkel. Ik wacht braaf, haal de twee tickets uit mijn zak. Als ik aan de beurt ben, blijken die van onze achtergebleven valiezen in het hotel te zijn. Die Dame von der Gaderobe ist neu, ze kreeg geen paaseitjes van ons, is minder vriendelijk maar wel heel plichtsbewust. Ik krijg mijn handtas NIET!

Een nieuwe museumbezoeker levert intussen zijn jas en tas in. Ik probeer nog te zeggen dat mijn handtas links aan de kapstok hangt, heel duidelijk zichtbaar maar de bezoekers duwen mij opzij en die Dame negeert mij compleet.

Braaf keer ik terug naar het museum en zet mezelf op een strategische plaats. Ik wacht. Mijn vriendin komt niet in beeld.

Na een half uur raap ik al mijn moed samen en probeer het nog eens. Ik oefen mijn (gebroken) Duits en drijf mijn doortastendheid op, terwijl ik de brede trap afdaal. Ik MOET mijn gsm hebben! Ik sta terug in de rij en wacht, klaar voor de aanval.

Die Dame ziet mij, probeert mij opnieuw te negeren en ik vertel mijn verhaal opnieuw, benen lichtjes gespreid zodat niemand mij kan wegduwen. Ik toon haar dat meine Handtasche mit Blumen ‘dort’ hangt. Ze kijkt heel even richting mijn handtas en zegt in het Duits dat zij dat niet mag doen.

Nu heb ik alle respect voor plichtbewuste werknemers maar soms leveren je m’en-foutisten ook goed werk. NU bij voorbeeld. Ik dring verder aan in mijn beste school-Duits. Daar schiet ik niets mee op en hoe meer zij mij negeert, hoe dwingender ik word. Desnoods zal ik krokodillentranen wenen maar ik MOET mijn gsm hebben!

Elk normaal mens, en ik reken mijzelf daar bij, weet dat er veel ergere dingen bestaan dan een vriendin verliezen in een museum. Paniek is hier totaal overbodig maar hoe meer zij probeert van mij af te geraken, hoe meer ik mij inleef in de rol van hysterische museumbezoeker. Waarschijnlijk flapte ik er zelfs een Vlaamse vloek tussen.

Ik herpak mij en probeer nog eens kalm uit te leggen dat ik enkel mijn gsm wil, een blauwe apple en dat alleen IK kan bellen omdat enkel IK  de code van mijn gsm ken. Die Dame houdt voet bij stuk.  

Plots komt er hulp uit een onverwachte hoek. Een Schotse dame volgde het hele tafereel en vraagt die Dame kordaat en dwingend om mij mijn gsm te geven. Een paar andere museumbezoekers steunen haar.  ‘Ik mag dat niet’ jammert die Dame verder.

Uiteindelijk geeft ze toe.  

Ik krijg mijn handtas. Of toch niet. Die Dame blijft mijn handtas vasthouden zodat ik mijn gsm er kan uithalen. Ik bel mijn vriendin en stop mijn gsm braaf terug in mijn gebloemde tas. Alles gaat terug in de garderobe.

Ik bedank mijn supporters in het Engels, het Duits en het Frans.

Solidariteit onder vrouwen bestaat, zeker in een museum en over de grenzen heen. Je hoeft de nood alleen een beetje meer in de verf te zetten. Ook dat is kunst.

Over de zon, vuile vensters en Elisabeth Bennet

Mijn week staat volledig in het teken van groei, bloei en vooruitgang. De zon die eindelijk kwam priemen na weken mistig en donker weer, is een heerlijk supplementje. Ze doet haar uiterste best. Het hele huis baadt in het licht. Ik las deze middag een artikel in de zonovergoten veranda en heb nu het geluk in de zon aan deze tekst te mogen schrijven. Dat maakt mij gelukkig. Alleen… ik mag niet rondom mij kijken. Pasen is nog een eind weg, de vasten is nog niet begonnen, en de paaskuis dringt zich al op. Ik hou mijn ogen op mijn scherm en mijn gedachten bij de zon. Even niet aan mijn vensters denken.

Morgen geef ik voor mijn collega’s een korte uiteenzetting over een positief en uitdagend onderwerp: The growth mindset. Een growth mindset is gericht op positieve ontwikkelingen, op succeservaringen, op geloof dat het goed komt, op groei, op vooruitgang, op moed, zorgt dat je niet opgeeft, dat je doorzet ondanks tegenslagen. Kortom een growth mindset is een positieve en hoopvolle benadering van de realiteit. Bij een fixed mindset (het tegenovergestelde) staat de intelligentie, de talenten, het kunnen vast, aanvaarden we wat is, sakkeren we nog een beetje maar doen er uiteindelijk weinig aan. En welke mindset je ook kiest, het vertrekt in je hoofd.

Voor mij is een growth mindset de meest logische manier van zijn. Moet het nu wel lukken, dat de twee maatschappelijke domeinen waar ik het meest contact mee heb, juist NIET uitblinken in een growth mindset. Die twee domeinen zijn het onderwijs, waar ik al 38 jaar in werk en de geneeskunde waar ik, dik tegen mijn zin, al regelmatig mee te maken had.

Alles begint natuurlijk met het idee dat er altijd een oplossing is. Iets uiteindelijk aanvaarden na de nodige inspanningen, is ook een oplossing.  Ik herinner mij dat onze oudste dochter, toen we gezelschapsspelen speelden steeds tegen zichzelf zei: “Er is een oplossing, er is een oplossing.” Een mantra die de andere spelers al vlug overnamen.

Op mijn zoektocht naar info om mijn voordracht een eigen structuur te geven kwam ik bij de volgende tip voor leerkrachten: “Introduce real life educator stories.” Met andere woorden, gebruik het leven van anderen als inspiratiebron. De introductie van “helden”. Het heldenboek dat het meest effect heeft, is de bijbel. De verhalen beklijven en Jezus als grote voorbeeld is in ons geheugen blijven steken. Was de bijbel een saai boek geweest, het was nooit een bestseller, meer nog, we hadden het  christendom nooit gekend. Slimme marketing heeft door de eeuwen heen bestaan.

En toch hoor ik te weinig verhalen op de plaats waar ik vaak kom, de klasvloer. In het kleuteronderwijs liggen nog heel veel kansen te rapen in prentenboeken. Je kan kleuters via een verhaal meenemen in een fictieve realiteit waarin ze vatbaar zijn voor nieuwe woorden, nieuwe inzichten, avonturen. Verhalen van dieren of kinderen die een conflict hebben en dat na veel moeite oplossen, zijn zoveel waardevoller voor een kleuter dan saaie opdrachten. Ze gaan er meteen mee aan de slag, spelen het na, vertellen er over en verbreden hun kennis, woordenschat, gevoels- en sociaal leven.

Neem nu het boekje ‘Fietsen’ van Gregie De Mayer, een oud boek dat hier nog altijd in mijn boekenkast staat. Bet wil leren fietsen maar het lukt niet. Ze geeft niet op en na veel tegenslagen, conflicten en woede-uitbarstingen leert haar omamona haar fietsen door haar vast te houden en nadien rustig op eigen kracht te laten rijden. Dit boekje las ik voor aan mijn volwassen studenten in de opleiding remedial teacher. Het verhaal toont aan dat je niet opgeeft als een kind een opdracht bij de eerste uitleg niet begrijpt. Je probeert op een andere manier, laat hen zoeken, je luistert naar hen en vooral je geeft hen het vertrouwen dat door te oefenen op de juiste manier, je steeds tot een oplossing komt.

Gisteren stierf Karl Lagerfeld. Voor vele ontwerpers, waaronder Bent Van Looy en Marc Jacobs, was hij een inspiratiebron. Niemand wou een oude man zien naast en op de catwalk. Daardoor mat hij zichzelf een imago aan dat zijn leeftijd deed vergeten maar dat hem onvergetelijk maakte. Zijn verhaal beklijft.

Het internet staat vol waardevolle quotes van beroemde mensen. Of ze waar zijn, doet er niet toe, het zijn inzichten, levenslessen. Mensen willen zich met iemand identificeren en trekken zich daaraan op.

Toen onze jongste in de 3 de klas van het middelbaar onderwijs zat, moest ze een jaarwerk maken rond een persoon die haar inspireerde. Zij vergeet de biografieën, niet alleen die waar zij haar werk rond maakte maar ook al die andere van de leerlingen uit haar klas, nooit.    

Jane Austen schreef meer dan 200 jaar geleden over haar hoofdrolspeelster als ‘the heroine”. Mijn twee favorieten zijn Elizabeth Bennet  (Sense and sensibility) en Anne Elliot (Persuation). Twee wijze vrouwen die gewacht hebben op de grote liefde, die tegenslag kenden en beloond werden met een huwelijksaanzoek.

Ik hoop echt dat ik in de toekomt het verhaal terug ingang mag zien vinden in de klassen. Misschien via de weg die deze nieuwe hype van growth mindset aangeeft, al is die weg eeuwenoud. Wat goed is en waar mensen plezier aan beleven, blijft. Hopelijk kom ik dan meer kinderen tegen die mij vertellen dat ze naar school komen omdat ze er zoveel leren en niet alleen omwille van vriendjes.

Breien maakt blij

Breien was in mijn kinderjaren een verplichte taak op school. Een moetje in de tijd dat er nog geen magjes bestonden. Veel van mijn klasgenoten deden het niet graag. Ik wel. Mijn grootmoeder zat daar voor iets tussen. Zij breide voor haar kinderen, schoon- en kleinkinderen pulls naast haar Leuvense stoof. En van die gezellige momenten samen kon ik genieten en fantaseren want ik wou dat ook kunnen. Ik wachtte het boek van de 3 Suisses af om een nieuw model te kiezen. De wol werd besteld met een brief en ze werd met de post geleverd. Als ik bij mijn oma was, genoot ik van de vooruitgang die zij maakte bij het breien. Uit het niets kwam plots iets.

Mijn eerste mosgroene pull breide ik toen ik pas 9 was. Omdat ik nog niet kon meerderen, deed mijn mama dat voor mij. Later volgden er nog tientallen en meerdere vriendinnen op het internaat volgden mijn voorbeeld. In de avondpauzes zaten wij te breien en te praten. Ik deed het zo graag dat ik er zelfs mijn taken en lessen voor verwaarloosde. Nu blijkt dat ik dus wel de juiste keuze maakte.  

“Breien maakt blij”, de titel van een artikel op de facebookpagina van libelle.be. Breien heeft een ontspannende werking en helpt stress verminderen. En dit alles werd wetenschappelijk onderzocht.  Breien brengt rust in het hoofd want de ritmische, repetitieve handelingen zorgen ervoor dat je je zorgen en frustraties vlotjes van je breinaalden laat afglijden. Breien helpt eveneens om de  probleemoplossende vaardigheden en de creativiteit uit te dagen. En de kers op de taart is je trots als je zelfgemaakte creatie af is. Breien is goed voor lichaam en geest besluit wetenschapper Ann Futterman-Collier van de Northern Arizona University. Uit haar onderzoek blijkt zelfs dat breien een gunstiger effect heeft dan schrijven en mediteren. Activiteiten die nogal eens aangeraden worden bij psychische kwalen en pijnbestrijding. Dit zijn genoeg redenen om mijn breipriemen nog eens boven te halen.

Dat breien een positief effect heeft op mensen kan ik je verzekeren. Laatst waren wij in het SMAK in Gent en in de cafetaria zat een man te breien. We raakten aan de praat. Trots, de man straalde, vertelde hij mij hoe hij parels verwerkte in zijn sjaals, hij zelf zijn patronen bedacht en steeds koos voor de beste garens. Ik zei hem nog dat zijn verhaal aanstekelijk was om terug aan de slag te gaan want op een paar sjaals na, breide ik niet veel de laatste jaren.

Toen ik jonger was, deden ze nog geen wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van breien omdat het zo gewoon was. Iedereen deed het, iedereen moest het doen. Voor mij bewijst dit opnieuw hoe gezond het gewone is.

Ik ga aan de slag en trek mijn probleemoplossend denken en creatief proces op gang. Kijk in mijn restjeskast, kies de juiste naalden en ga dit schrijven stoppen. Breien is gezonder! Jammer dat ik er nu mijn werk niet kan voor laten zoals in mijn studententijd. Of misschien moet ik toch eens met mijn coördinatoren praten over preventieve acties tegen burn-out en voor mijn welzijn. Het welbevinden en de betrokkenheid van werknemers die al heel lang in dienst zijn, moet je koesteren toch? Misschien mag ik breien tijdens mijn uren. Als het wetenschappelijk is, wordt het beter geloofd. Voor veel andere items toch.  

Wat je zelf kan, doe je soms beter


“Finnen putten plezier uit het gewone, het dagelijkse, de natuur. Ze krijgen meer wilskracht en een hogere motivatie door dingen die ze zelf kunnen doen, zelf te doen. En dat doen ze met moed, kracht en vastberadenheid, met SISU”. Dat lees ik in een boekje over de levenswijze van de Finnen, dat ik net ophaalde in de bibliotheek hier in Nieuwpoort. Finland is een land waar ik een paar keer te gast mocht zijn, onder andere om er het beste onderwijs van de wereld te leren kennen. En ook dat heeft vooral te maken met hun eenvoudige, logische, natuurlijke en praktische manier van leven.

SISU herken ik in mijn eigen opvoeding en ook in de opvoeding die Piet en ik onze kinderen hebben gegeven. Ik herken het zeker in mijn vastberadenheid en soms koppigheid om dingen die iedereen beter kan, toch zelf te doen.

Zo ben of was ik fier op het feit dat ik de kinderen zelf leerde autorijden. Het fantastische gevoel daarbij kwam vooral achteraf toen ze, soms na een herkansing, eindelijk dat rijbewijs haalden.

Ik heb doodsangsten uitgestaan toen ze plots midden een straat bij het afslaan stil vielen en er een auto onze kant op kwam. Maar ik zag het ook als een uitdaging om hen bij elke rit iets nieuws te leren. “In Brussel neem ik wel over, tot daar is het rechte baan”, zei ik tegen de tweede die pas enkele weken reed en uiteindelijk reed ze de rit uit, inclusief de Brusselse tunnels.

Het waren boeiende en interessante ritten. We leerden elkaar beter kennen op het moment dat zij net iets meer afstand namen van thuis. We zaten uren samen in de auto en naarmate het automatisatieproces van het rijden vorderde, was er ook tijd voor leuke gesprekken. Ze woonden alle drie al op kot toen ik hen leerde autorijden en ik mocht meegenieten van hun leven in Gent of Brussel gedurende de vele leuke gesprekken .

Ik ben zelf geen uitgesproken goeie chauffeur. Ik kan het redelijk goed uitleggen maar ben mij er van bewust dat ik, zeker als er een praatgraag of interessant iemand naast mij zit, nogal eens verstrooid kan zijn. Non-verbaal werd dit mij al meerdere keren gemeld. Sommigen remmen mee, anderen houden preventief de handen klaar om het dashboard vast te grijpen, in geval het nodig zou kunnen zijn.

Doordat ik de kinderen leerde auto rijden, ken ik ook hun rijstijlen en deze verschillen. De ene heeft een vastere hand aan het stuur dan de andere. De ene is vlugger afgeleid dan de andere, de ene is technisch sterker in het parkeren dan de andere, ook al hadden ze dezelfde meester.

Het bijzitten in de examens was zwaar. Ik voelde mij gefaald als zij een fout maakten en de stress van de begeleider is groter dan die van de chauffeur want die heeft op dat moment geen tijd om zich zenuwachtig te maken.

En dan… Op een zondag reden de kleinzonen mee met mij. Uit het niets zei de oudste van op de achterband “Omalu, je had papa beter met de auto moeten leren rijden”. Ik schrik en vraag waarom hij dat zegt. “Papa zegt dat jij hem leerde rijden.” Van op de achterbank hadden zij het gesprek gehoord tussen hun ouders. Een scenario waar we ons allemaal in herkennen: “Zeg, wie heeft jou leren met de auto rijden? “ Antwoord: “Mijn moeder.”

Zo zijn mijn kleinkinderen; ze zijn eerlijk, oplossingsgericht en praten tegen de juiste persoon. Mijn schoondochter en zoon ontkenden niets. Ze keken wel verwonderd toen ze hoorden dat hun zoon erover verteld had.

Hoe dat rijgedrag nu nog moet bijgestuurd worden, weet ik niet en ik hou er mijn handen af. Ik heb mijn SISU getoond tot de dag van hun rijbewijs. Nu zijn ze zelf verantwoordelijk.

Moraal van het verhaal: Let altijd op wie op de achterbank zit, het zou wel een probleemoplossend en eerlijk kind kunnen zijn.

Romeo in Parijs

Een dagje Parijs vorige maand herinnerde mij aan een romantische Romeo die we in Saint-Denis mochten ontmoeten een 5-tal jaar geleden in deze periode, kort voor Sint-Valentijn.

” Het kan voor mij niet meer stuk, alles valt mee. Ik heb eindelijk mijn rijbewijs en ik kocht een grijze volkswagen voor een schappelijk prijsje. Hij rijdt goed, ik heb ruimtelijk inzicht, een GPS is niet nodig. Een auto verandert je leven, dat kan ik je verzekeren. Door die auto is Kinny een blond en sexy poepeke eindelijk voor mij gevallen. Ik had haar al lang op het oog maar ze wees mij voortdurend af.

Tot nu, ik heb een auto en ik heb een lief, YES! Op onze eerste avond samen volop in de sfeer van Valentijn stel ik het haar impulsief maar vanuit de grond van mijn hart  voor. “Laat ons naar Parijs rijden, we kunnen samen naar de lichtjes van de Eifeltoren kijken”. Ze kijkt me in de ogen en ik voel dat ze even aarzelt omdat ze om drie uur moest binnen zijn, thuis. Het is de kans van haar leven want ze is nog nooit buiten de Antwerpse ring geweest, ik ook niet. Haar ogen blinken van goesting naar een groot avontuur. “Ja”, zegt ze schuchter. “Yes!”

Missie geslaagd! Gewapend met “oui, non, je t’aime en de vervoegingen van être en avoir” in mijn talenknobbel, vertrekken we. Parijs vinden is niet moeilijk. Met één hand aan mijn stuur en het andere afwisselend op haar knieën en op de versnellingspook, rijden we de grens over. “Paris, here we come”. Of is dat Engels?

Het is middernacht, een moment om nooit meer te vergeten; zij, IK en de Eifeltoren, alle drie in volle glorie. Kan het leven mooier zijn? “Schatje”, zei ik,” als we nu terug rijden ben je op tijd thuis en we kunnen dit volgende week overdoen. Ik ken nu mijn weg”. We vertrekken maar toen begon de miserie. Nergens staat een plakkaat Antwerpen, zelfs Namen of Brussel staan niet vermeld. Wij rijden de periferie op en dan weer af en dan weer op en dan komen we in een zwarte, grauwe wijk en dan rijden we af in Versailles en dan rijden we terug op de periferie en dan rijden we door een wijk waar niemand op straat loopt en dan zien we twee zware mannen maar we durven hen de baan niet vragen.

We rapen alle moed samen nadat we nog een keer rond Parijs toeren en de Eifeltoren intussen al meerdere keren zagen. Een oude man laat zijn hond uit en we vragen in het schoon Antwerps met enkele Franse en Engelse woorden ertussen hoe we thuis kunnen geraken maar hij begrijpt mijn Frans niet. Ik wil mijn lief niet tonen dat mijn moed intussen in mijn sneakers zit. Zij bijt al haar gelnagels af van zenuwachtigheid en uit schrik voor hare pa. Zo jammer, ze had juist gespaard voor nagels met rode roosjes en hartjes voor ons eerste rendez-vous. Ik voel me schuldig. Even wil ik haar verstrooien door haar te laten spelen met dat mooie roze beertje dat ik haar cadeau gaf. Vijf minuten had ze verstrooiing en dan begint weer te bijten gelijk een konijn. Ik vrees voor haar vingers. Ze weent. Daar kan ik niet tegen, ik ben aan het einde van mijn Latijn maar neem haar in mijn armen en merk dat zij het waardeert.

Het begint stilaan te klaren, de klok van drie heeft al een hele tijd geleden geslagen en mijn weekbudget benzine is er ook al door. Ik zeg tegen mijn lief dat ze best een berichtje stuurt naar huis maar tot overmaat van ramp is haar GSM plat. “Het is wat het is en we kunnen er niets aan veranderen”, zeg ik haar en het klinkt eigenlijk tamelijk wijs. Maar ik zie dat het haar niet troost. Jammer.

Die Fransen spreken geen vreemde talen en hun Frans trekt ook op niets. We rijden weer even verder en intussen vind ik de periferie niet meer. Waar is die nu naartoe?

Mijn lief viel in slaap en ik probeer nog wat verder te rijden. Om negen uur ben ik aan het rondtoeren in Saint-Denis, nu weet ik tenminste waar ik ben. Moest ik nu ook nog weten waar dat is! Ik denk dat we buiten Parijs zijn, al staat er nog steeds Paris op de meeste borden.

Plots zie ik een Belgische nummerplaat. Ik snijd de wagen de pas af zodat hij niet kan  ontsnappen. Ik loop vlug naar de auto. De twee dames kijken eerst heel verwonderd  en ik vertel vlug dat we al van één uur deze nacht aan het zoeken zijn naar de weg naar Antwerpen. (Ik durf niet vertellen dat het eigenlijk al een uur langer is, uit eerlijke schaamte.) Die madammen glimlachten vriendelijk. Het zijn Vlamingen, oef. Ze tonen mij onmiddellijk de juiste weg, gewoon de A1 naar Lille volgen en die begint gewoon om de hoek. Wat een naam hebben die Fransen voor Rijsel! We komen uiteindelijk om twaalf uur die middag thuis. Mijn lief is wakker en ik spreek haar moed in voor haar vader. Ik begrijp die man ook wel, ze is pas 16. Ik blijf hopen dat haar vader zo blij zal zijn dat hij haar terug ziet en misschien vertrouwen krijgt in mij. Ik bel dapper samen met haar aan de deur van haar ouders en haast mij uit schrik even vlug terug in mijn auto. Je wil niet weten waarmee haar vader mij bedreigde. Volgende week heeft ze huisarrest. Ik geef haar niet op, ik ga zoals Romeo een liedje zingen onder haar balkon. En zondag ga ik bijklussen in mijn stamcafé want ik wil een GPS.”

Die twee lieve dames dat waren mijn vriendin Ann en ik. Wij kunnen niet elke dag een jonge knaap die weg kwijt is, helpen maar we doen het graag. Vanuit het oogpunt van de liefde kunnen wij alleen zeggen “RESPECT”. Dit verhaal getuigt van zin voor romantiek en initiatief. Wij kunnen geen betere jongen wensen voor onze eigen dochters. En dan die spontane eerlijkheid…. Deze jongen zegt de waarheid, op elk moment. Zo hebben wij de mannen graag.

Als jij een verhaal hoort van iemand die 9 uur rondgereden heeft in Parijs nadat hij de Eifeltoren eerst vond zonder problemen vond, dan is dat waarschijnlijk onze Romeo.